2. « Schenden de artikelen 81 en 82 van de faillissementswet van 8 augustus 1997 (zoals gewijzigd bij de wet van 4 september 2002), waarbij het voordeel van verschoonbaarheid wordt voorbehouden aan gefailleerde natuurlijke personen - met uitsluiting van gefailleerde
rechtspersonen - en waarin de gevolgen van de verschoonbaarheid
worden gepreciseerd v
oor de personen die zich kosteloos borg hebben gesteld voor de gefaillee
rde persoon en voor diens ...[+++] medeschuldenaars, de artikelen 10 en 11 van de
Grondwet doordat de echtgenoot van een natuurlijke persoon die een handelsactiviteit uitoefent uit naam van een rechtspersoon die fa
illiet is verklaard onder omstandigheden die hem in aanmerking
doen komen voor verschoonbaarheid, krachtens die artikelen niet kan
worden bevrijd van de verplichting die hij heeft aangegaan om het de vennootschap van zijn echtgenoot mogelijk te maken krediet te genieten - ongeacht of die verplichting de vorm heeft van een kosteloze borgstelling of een persoonlijke verbintenis waardoor die echtgenoot medeschuldenaar van de gefailleerde persoon wordt - terwijl de echtgenoot van een persoon die dezelfde activiteit uitoefent als natuurlijke persoon en die failliet is verklaard onder dezelfde omstandigheden wat verschoonbaarheid betreft, automatisch van zijn verplichtingen wordt bevrijd - ongeacht of die voortvloeien uit een kosteloze borgstelling dan wel uit een persoonlijke verbintenis die van die echtgenoot een medeschuldenaar van de gefailleerde persoon maakt ?
2. « Les articles 81 et 82 de la loi du 8 août 1997 sur les faillites (tels que modifiés par la loi du 4 septembre 2002), qui réservent le bénéfice de l'excusabilité aux seules personnes physiques faillies - à l'exclusion des personnes morales faillies - et qui précisent les conséquences de l'excusabilité pour les cautions à titre gratuit de la personne faillie et pour les codébiteurs des dettes de celle-ci, ne violent-ils pas les articles 10 et 11 de la Constitution, en ce qu'ils ne permettent pas au conjoint d'une personne physique qui exerce une activité
commerciale sous le couvert d'une personne morale d
éclarée en ...[+++] faillite dans des circonstances d'excusabilité d'être libéré de l'obligation qu'il a consentie pour permettre à la société de son conjoint de bénéficier de crédits - que cette obligation prenne la forme d'une caution à titre gratuit ou d'un engagement personnel qui fait de ce conjoint un codébiteur des dettes de la personne faillie, alors que le conjoint d'une personne qui exerce la même activité en tant que personne physique et qui a été déclarée faillie dans les mêmes circonstances d'excusabilité est automatiquement libérée de ses obligations - que celles-ci résultent d'une caution à titre gratuit ou d'un engagement personnel qui en fait un codébiteur des dettes de la personne faillie ?