De handremhefboom die niet is aangetrokken en de versnelligshandel die zich in e
en positie voor voorwaartse beweging bevindt m
oeten , ongeacht de plaats waar zij zijn aangebracht doch met uitzondering van de in de punten 2.3.1 en 2.3.2 omschreven zones en de zones beneden het niveau van punt H der voorste zitplaatsen , een oppervlak van ten minste 6,5 cm2 hebben dat wordt gemeten op de doorsn
ede loodrecht op de horizontale lengterichting tot ...[+++]op een afstand van 6,5 mm van het meest vooruitspringende deel ; de krommingsstralen mogen niet kleiner zijn dan 3,2 mm .
La commande de frein à main, lorsqu'elle se trouve en position desserrée, et la poignée de commande des vitesses lorsqu'elle se trouve dans les positions de marche avant, doivent avoir, quel que soit leur emplacement mais à l'exclusion des zones définies aux points 2.3.1 et 2.3.2 et des zones inférieures au niveau du point H des places avant, une surface d'au moins 6,5 cm2 mesurée sur la section normale à la direction horizontale longitudinale jusqu'à une distance de 6,5 mm de la partie la plus proéminente, les rayons de courbure ne devant pas être inférieurs à 3,2 mm.