De verzoekende partijen zetten onder meer uiteen dat de vereiste van erkenning, die wordt opgelegd aan de verenigingen bedoeld in het bestreden artikel XVII. 39, een vrijwel discretionaire bevoegdheid aan de Minister zou verlenen.
Les parties requérantes exposent notamment le fait que l'exigence d'agrément, imposée aux associations visées par l'article XVII. 39 attaqué, conférerait un pouvoir quasi discrétionnaire au ministre.