3. De lidstaten mogen de ten tijde van de in lid 1 bedoelde jaarlijkse aanpassing geldende bedragen onveranderd laten, indien omrekening van de in euro uitgedrukte bedragen van de vrijstellingen, vóór de in lid 2 bedoelde afronding, zou leiden tot een wijziging van de in nationale valuta uitgedrukte vrijstelling van minder dan 5 % of tot een verlaging van deze vrijstelling.
3. Les États membres peuvent maintenir inchangé le montant des exonérations en vigueur lors de l’adaptation annuelle prévue au paragraphe 1 si la conversion des montants des exonérations exprimés en euros aboutissait, avant l’arrondissement prévu au paragraphe 2, à une modification de l’exonération exprimée en monnaie nationale de moins de 5 % ou à un abaissement de cette exonération.