« Schenden de artikelen 1675/12, § 1, 4°, en 1675/13, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek de artikelen 6, 10, 11 en 24 van de Grondwet of brengen zij een discriminatie teweeg doordat, in het kader van een gerechtelijke collectieve schuldenregeling, de inachtneming van de regeling de schuld
enaar bevrijdt maar niet zijn persoonlijke zekerheden, met name de zo
genoemde borg uit ' vrijgevigheid ', terwijl in het kader van het faillissement de verschoonbaarheid de schulden van de gefailleerde tenietdoet maar bovendien de natuurlijke personen die
zich koste ...[+++]loos borg hebben gesteld voor de verbintenissen van de gefailleerde, ontslaat van hun verplichtingen (artikel 82 van de faillissementswet, zoals gewijzigd bij de wet van 4 september 2002) ?« Les articles 1675/12, § 1, 4°, et 1675/13, § 1, du Code judiciaire ne violent-ils pas les articles 6, 10, 11 et 24 de la Constitution ou ne créent-ils pas une discrimination en ce que, dans le cadre d'un plan judiciaire de règlement collectif de dettes, le respect du plan libère le débiteur mais pas ses sûretés per
sonnelles, notamment la caution dite de ' bienfaisance ', alors que dans le cadre de la faillite l'excusabilité éteint les dettes du failli mais en outre décharge les personnes physiques qui, à titre gratuit, se sont rendues caution des obligations du failli (article 82 de la loi sur les faillites, tel que modifié par la loi
...[+++]du 4 septembre 2002) ?