Waar voetbruggen of onderdoorgangen op stations deel uitmaken van de normale reizigerslooproutes moeten deze over de gehele lengte een obstakelvrij gedeelte hebben met een minimumbreedte van 1 600 mm en een minimale vrije hoogte van 2 300 mm.
Si le cheminement piétonnier normal des voyageurs emprunte des passerelles ou des passages souterrains dans le périmètre de la gare, ceux-ci doivent comporter une zone libre d'obstacles d'une largeur minimale de 1 600 mm et d'une hauteur libre minimale de 2 300 mm de bout en bout.