In artikel 57/25 van dezelfde wet wordt inzonderheid bepaald dat de minister tot wiens bevoegdheid de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen behoort « aan het Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen (..) het personeel en de middelen ter beschikking (stelt) die nodig zijn voor het vervullen van (zijn) opdracht » en dat « de vaste en tijdelijke personeelsformatie van het Commissariaat-generaal (..) ingedeeld bij het centraal bestuur van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, (..) door de Koning (worden) vastgesteld, bij een in Ministerraad overlegd besluit».
L'article 57/25 de la même loi prévoit, notamment, que le ministre qui a l'accès au territoire, le séjour, l'établissement et l'éloignement des étrangers dans ses compétences « met à la disposition du commissariat général aux réfugiés et aux apatrides le personnel et les moyens nécessaires à l'accomplissement de [sa] mission », et que « le cadre définitif et le cadre temporaire du Commissariat général, incorporé à l'administration centrale du Ministère de l'Intérieur, sont déterminées par le Roi, par arrêté délibéré en Conseil des ministres ».