Wanneer de voorzitter afwezig of verhinderd is, wijzen de leden bedoeld onder artikel 22, § 1, 2°, onderling een voorzitter van de zitting aan.
Lorsque le président est absent ou empêché, les membres désignés en vertu de l'article 22, § 1, alinéa 2, désignent entre eux un président de séance.