Door, in het in B.3 beoogde geval, niet te voorzien in een regeling inzake vergoeding van de waardevermindering als gevolg van een bouwverbod, doet de ordonnantiegever op onevenredige wijze afbreuk aan het recht van de betrokken eigenaars, met schending van artikel 16 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.
En ne prévoyant pas un régime d'indemnisation de la moins-value résultant d'une interdiction de bâtir, dans l'hypothèse visée en B.3, le législateur ordonnanciel porte une atteinte disproportionnée au droit des propriétaires concernés, en méconnaissance de l'article 16 de la Constitution combiné avec l'article 1 du Premier Protocole additionnel à la Convention européenne des droits de l'homme.