1. De lidstaten dragen er zorg voor dat de geëigende autoriteiten aan de volgende voorwaarden voldoen voordat zij een in artikel 59, lid 3, onder b), c), d), of e), bedoelde vaststelling doen ten aanzien van een dochteronderneming die relevante kapitaalinstrumenten uitgeeft die voor het vervullen van de eigenvermogensvereisten op individuele en geconsolideerde basis zijn erkend:
1. Les États membres veillent à ce que, avant de procéder au constat visé à l’article 59, paragraphe 3, point b), c), d) ou e), concernant une filiale qui émet des instruments de fonds propres pertinents reconnus aux fins du respect des exigences de fonds propres sur une base individuelle et sur une base consolidée, les autorités appropriées se conforment aux exigences suivantes: