De beperking, door de in het geding zijnde bepaling, van de mogelijkheid om de roerende voorheffing met betrekking tot de meerwaarde bij liquidatie van een vastgoedcertificaat met de verschuldigde belasting te verrekenen tot het deel van de voorheffing dat verhoudingsgewijs overeenstemt met de houdperiode ervan, leidt ertoe dat, wat de roerende voorheffing betreft, dat inkomen wordt behandeld zoals dat van de vastrentende effecten bedoeld in artikel 2, § 4, van het W.I. B.
La limitation, en vertu de la disposition en cause, de la possibilité d'imputer sur l'impôt dû le précompte mobilier portant sur la plus-value de liquidation d'un certificat immobilier à la partie du précompte correspondant proportionnellement à la durée de détention de celui-ci aboutit à traiter, pour ce qui concerne le précompte mobilier, ce revenu comme celui des titres à revenus fixes visés à l'article 2, § 4, du C. I. R.