In het eerste geval dient de re
chter slechts na te gaan of de feiten met betrekking tot dewelke aan de medewerker met het gerecht
een strafrechtelijk voordeel werd verleend, geen niet-correctionaliseerbare misdaad betreffen, en of er ten tijde van de toezegging precieze en ernstige aanwijzingen waren dat zijn verklaringen een misdrijf betroffen, gepleegd in het kader van een criminele organisatie zoals omschreven in artikel 324 bis van het Strafwetboek, of een misdrijf zoals bedoeld in de wet van 16 juni 1993 betr
...[+++]effende de bestraffing van de ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht.