Daaruit en uit de in B.3.2 geciteerde parlementaire voorbereiding volgt dat de wetgever redelijkerwijze vermocht te oordelen dat, om budgettaire redenen hij, voor de berekening van het bedrag van de tegemoetkomingen die moeten worden toegekend aan een gehandicapte die gehuwd is of een huishouden vormt, rekening zou houden met het beroepsinkomen van diens echtgenoot of de persoon waarmee hij een huishouden vormt.
Il résulte de ceci et des travaux parlementaires cités en B.3.2 que le législateur a pu raisonnablement considérer que, pour des raisons budgétaires, il tiendrait compte, pour le calcul du montant des allocations à octroyer à un handicapé marié ou formant un ménage, du revenu professionnel de son conjoint ou de la personne avec laquelle il forme un ménage.