1
6. onderkent dat, volgens de vaste rechtspraak van het Europees Hof van Justitie , de voorwaarden voor het verkrijgen en het verliezen van het burgerschap van de lidstaten
exclusief door het nationale recht van de afzonderlijke lidstaten geregeld wordt; verzoekt niettemin om meer coördinatie en een meer gestructureerde uitwisseling van optimale praktijken tussen de lidstaten met betrekking tot hun burgerschapswetgeving teneinde grond
rechten en in het bijzonder
recht ...[+++]szekerheid voor burgers te waarborgen; roept op tot omvattende, gemeenschappelijke richtsnoeren waarin de relatie tussen nationaal en Europees burgerschap wordt verduidelijkt;
16. reconnait que, selon la jurisprudence de la Cour européenne de justice , les conditions d'obtention et de déchéance de la citoyenneté des États membres relèvent exclusivement du droit national de ces derniers; invite cependant les États membres à mieux coordonner et à échanger de manière plus structurée leurs bonnes pratiques en matière de règles de citoyenneté de manière à garantir les droits fondamentaux et, en particulier, la sécurité juridique des citoyens; demande des orientations communes complètes clarifiant la relation entre citoyenneté nationale et citoyenneté européenne;