1.4.1. Alle banden die gewoonlijk op een voertuig zijn gemonteerd, moeten voorzien zijn van een snelheidscategoriesymbool (zie bijlage II, punt 1.28) dat verenigbaar is met de door de constructie bepaalde maximumsnelheid van het voertuig (zoals opgegeven door de fabrikant van het voertuig, met inbegrip van de tolerantie die met het oog op de controle op de overeenstemming van de produktie van de serie is toegestaan) of met de toepasselijke belasting/snelheidscombinatie (zie bijlage II, punt 1.27).
1.4.1. Tout pneumatique dont un véhicule est normalement équipé doit avoir un symbole de catégorie de vitesse (cf. point 1.28 de l'annexe II) compatible avec la vitesse théorique maximale (indiquée par le constructeur du véhicule, y compris la tolérance autorisée pour les contrôles de conformité des productions de série) ou la combinaison charge/vitesse applicable (cf. point 1.27 de l'annexe II).