De Raad van State vraagt zich dan ook af of er na de schrapping van
dit lid nog wel een bepaling is die de bedoelde ove
rdrachten oplegt en voegt hieraan toe dat « de ontworpen bepalingen van de besluitwetten van 10 januari 1945 en 7 februari 1945, in verband met het storten van bepaalde opbrengsten aan de RSZ Globaal Financieel Beheer, respectievelijk door het nationale pensioenfonds voor mijnwerkers en de Hulp- en Voorzorgkas voor zeevarenden
lijken (...) ...[+++]immers niet te voorzien in de overdracht van de opbrengst van de inhouding bedoeld in artikel 39 van de wet van 29 juni 1981.
Le Conseil d'État se demande dès lors si, après l'omission de cet alinéa, il existera encore une disposition prescrivant les transferts visés et il ajoute que les dispositions en projet des arrêtés-lois du 10 janvier 1945 et du 7 février 1945, relatives au versement de certains produits à l'O.N.S.S.-Gestion financière globale, respectivement par le Fonds national de retraite des ouvriers mineurs et par la Caisse de secours et de prévoyance en faveur des marins naviguant sous pavillon belge (...) semblent ne pas prévoir le transfert du produit de la retenue visée à l'article 39 de la loi du 29 juin 1981.