De verzoekende partijen gaan ervan uit dat artikel 6, § 1, 4°, van het decreet van 20 april 2012, door het verkrijgen van de verplichte vergunning om
kinderopvang in de Vlaamse Gemeenschap te organis
eren afhankelijk te stellen van de actieve kennis van het Nederlands bij de verantwoordelijke en bij één kinderbegeleider, een beperking in het leven roept van de vrijheid van verkeer van werknemers en van de vrijheid van vestiging die onverenigbaar is met het recht van de Europese Unie, en een discriminatie op grond van de taal of de nati
...[+++]onaliteit bevat.
Les parties requérantes considèrent que l'article 6, § 1 , 4°, du décret du 20 avril 2012, en subordonnant l'obtention de l'autorisation obligatoire pour organiser l'accueil d'enfants en Communauté flamande à la connaissance active du néerlandais dans le chef du responsable et d'un accompagnateur d'enfants, crée une limitation de la liberté de circulation des travailleurs et de la liberté d'établissement incompatible avec le droit de l'Union européenne et contient une discrimination sur la base de la langue ou de la nationalité.