De prejudiciële vraag heeft betrekking op het vertrekpunt van de vervaltermijn van een jaar, bepaald in artikel 325/7, § 1, vijfde lid, van het Burgerlijk Wetboek, van de vordering tot betwisting van een erkenning van meemoederschap.
La question préjudicielle porte sur le point de départ du délai de forclusion d'un an, fixé par l'article 325/7, § 1, alinéa 5, du Code civil, pour l'action en contestation d'une reconnaissance de comaternité.