In het eerste geval moet de vordering tot schorsing worden afgewezen, omdat het door de verzoekers aangevoerde nadeel in geen geval kan zijn veroorzaakt door de onmiddellijke toepassing van de bestreden maatregel, zoals door artikel 20, 1°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof wordt vereist.
Dans la première hypothèse, la demande de suspension doit être rejetée parce que le préjudice invoqué par les requérants ne peut en aucun cas avoir été causé par l'application immédiate de la mesure litigieuse, comme l'exige l'article 20, 1°, de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage.