De Vlaamse Regering voert aan dat het middel niet ontvankelijk is wat het eerste en het tweede onderdeel betreft, in zoverre, enerzijds, de twee verschillen in behandeling reeds bestonden vóór de wijziging van artikel III. 3 van het decreet van 28 juni 2002 bij de bestreden bepaling en, anderzijds, de verzoekende partij geen rekening ermee zou houden dat het gebruik van het Nederlands in het gezin moet worden aangetoond door een van de ouders, en niet door de leerling.
Le Gouvernement flamand soutient que le moyen est irrecevable en ses première et seconde branches, en ce que, d'une part, les deux différences de traitement existaient déjà avant la modification de l'article III. 3 du décret du 28 juin 2002 par la disposition attaquée et en ce que, d'autre part, la partie requérante ne tiendrait pas compte de ce que l'usage du néerlandais dans le milieu familial doit être prouvé par l'un des parents, non par l'élève.