Overwegende dat de procedure in toepassing van de wet van 26 juli 1962, gewijzigd bij de wet van 6 april 2000, betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemenen nutte, gerechtvaardigd wordt door het engagement van de Belgische Staat in het kader van het samenwerkingsakkoord van 11 oktober 2001, om de administratieve procedures, noodzakelijk om de werken van het GEN te verwezenlijken, zo snel mogelijk af te ronden en dat al het nodige gedaan moet worden om de planning voor de realisatie van het GEN te respecteren;
Considérant que la procédure en application de la loi du 26 juillet 1962, modifiée par la loi du 6 avril 2000, relative à la procédure d'extrême urgence en matière d'expropriation pour cause d'utilité publique, l'extrême urgence se justifie par l'engagement de l'Etat belge, dans le cadre de l'accord de coopération du 11 octobre 2001, à terminer dans les meilleurs délais les procédures administratives nécessaires à la réalisation des travaux du RER et qu'il est nécessaire de tout mettre en oeuvre pour pouvoir respecter le planning de mise en oeuvre du RER;