« Schendt artikel 189ter van het Wetboek van strafvordering de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in samenhang gelezen met het artikel 6 van het EVRM en artikel 14 IVBPR, voor zover personen die het voorwerp hebben uitgemaakt van de bijzondere opsporingsmethode observatie, voor het in werking treden van de wet van 6 januari 2003, geen recht hebben op een controle door een onpartijdige en onafhankelijke rech
tsinstantie van het vertrouwelijk dossier, samengesteld op grond
van de ministeriële omzendbrief van 24 april 1990, zoals gewijzig
...[+++]d door de omzendbrief van 5 maart 1992, terwijl personen die het voorwerp hebben uitgemaakt van de bijzondere opsporingsmethode observatie, na het in werking treden van de wet van 6 januari 2003, wel ingevolge de artikelen 189ter en 235ter Sv. recht hebben op een controle van het vertrouwelijk dossier, bedoeld in het artikel 47septies, § 1, door een onpartijdige en onafhankelijke rechtsinstantie, namelijk de Kamer van Inbeschuldigingstelling ?« L'article 189ter du Code d'instruction criminelle viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution, combinés avec l'article 6 de la Convention européenne des droits de l'homme et avec l'article 14 du Pacte international relatif aux droits civils et politiques, en ce que les personnes qui ont fait l'objet de la méthode particulière de recherche de l'observation avant l'entrée en vigueur de la loi du 6 janvier 2003 n'ont
pas droit au contrôle par une juridiction impartiale et indépendante, constituée sur la base de la circulaire ministérielle du 24 avril 1990, modifiée par la circulaire du 5 mars 1992, alors que les personnes qui ont
...[+++]fait l'objet de la méthode particulière de recherche de l'observation après l'entrée en vigueur de la loi du 6 janvier 2003 ont effectivement droit, en vertu des articles 189ter et 235ter du Code d'instruction criminelle, au contrôle du dossier confidentiel, visé à l'article 47septies, § 1, par une juridiction impartiale et indépendante, à savoir la chambre des mises en accusation ?