2. De lidstaten mogen voor de toepassing van artikel 111, leden 1 tot en met 3, een weging van 20% toekennenop de activa die vorderingen op alsmede andere posities
jegens instellingen vertegenwoordigen, met een looptijd van meer dan één tot ten hoogste drie jaar, en een weging van 50% op de activa die vorderingen op instellingen vertegenwoordigen met een looptijd van meer dan drie jaar, mits deze vorderingen bestaan uit schuldbewijzen die zijn uitgegeven door een kredietinstelling en mits deze schuldbewijzen naar het oordeel van de bevoegde autoriteiten effectief op een markt
voor professionele marktdeelnemers ...[+++] verhandelbaar zijn en op deze markt dagelijks worden genoteerd of waarvan de uitgifte door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de uitgevende instelling is goedgekeurd.2. Les États membres peuvent, aux fins de l'article 111, paragraphes 1 à 3, attribuer une pondération de risque de 20 % aux éléments d'actif constituant des créances ainsi qu
'à d'autres expositions sur des établissements d'une durée supérieure à un an mais inférieure ou égale à trois ans et une pondération de risque de 50 % aux éléments d'actif constituant des créances sur des établissements d'une durée supérieure à trois ans, pour autant que ces dernières soient représentées par des titres de créance émis par un établissement et que ces titres de créance soient, de l'avis des autorités compétentes, effectivement négociables sur un march
...[+++]é constitué d'opérateurs professionnels et soient cotés quotidiennement sur ce marché, ou dont l'émission a été autorisée par les autorités compétentes de l'État membre d'origine de l'établissement émetteur.