Enerzijds staat er dat « dit mech
anisme (namelijk de verplichting voor de rechtbanken om een prejudiciële vraag te stellen aan het Arbitragehof betreffende de overeenstemming van de interne norm met het internationale of supranationale recht) verzekert dat meer eenheid bereikt wordt in de interpretatie van deze rechten en vrijheden », terwijl, anderzijds, in de volgende alinea staat dat « de andere rechtbanken en meer bepaald het Hof van Cassatie, dat voor eenheid van rechtspraak moe
t zorgen rekening zullen houden met de rechtspra
...[+++]ak van het Arbitragehof »(25).
D'une part, il est affirmé que « ce mécanisme (à savoir l'obligation pour les juridictions de poser une question préjudicielle à la Cour d'arbitrage sur la conformité ou non de la norme interne au droit international ou supranational) permettra d'assurer une plus grande unité dans l'interprétation de ces droits fondamentaux », alors que, d'autre part, il est déclaré dans l'alinéa suivant que « les autres juridictions et plus spécifiquement la Cour de cassation, qui doit assurer l'uniformité de la jurisprudence tiendront compte de la jurisprudence de la Cour d'arbitrage en la matière (25) ».