Met de eerste prejudiciële vraag wenst de verwijzende rec
hter van het Hof te vernemen of de in het geding zijnde bepaling artikel 13 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 146 en 160 van de Grondwet, met artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, met artikel 14 van het Internationaal Verdrag inza
ke burgerrechten en politieke rechten en met het algemeen rechtsbeginsel van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter, schendt «
door de beslissing over ...[+++] de intrekking van de dotatie toe te vertrouwen aan de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, terwijl de Raad van State als adviesorgaan bij de totstandkoming van de wet van 4 juli 1989, en in het bijzonder bij artikel 15ter van die wet, betrokken is geweest en een strikte scheiding tussen de adviesverlenende en rechtsprekende functie van de Raad van State zou ontbreken ».En posant la première question préjudicielle, la juridiction a quo demande à la Cour si la disposition en cause viole l'article 13
, lu en combinaison avec les articles 146 et 160, de la Constitution, avec l'article 6.1 de la Convention européenne des droits de l'homme, avec l'article 14 du Pacte international relatif a
ux droits civils et politiques et avec le principe général d'indépendance et d'impartialité du juge, « en ce qu'il confie à l'assemblée générale de la section du contentieux administratif du Conseil d'Etat la décision re
...[+++]lative à la suspension de la dotation, alors que le Conseil d'Etat a été impliqué en tant qu'organe consultatif lors de l'élaboration de la loi du 4 juillet 1989, et en particulier de l'article 15ter de cette loi, et qu'il n'y aurait pas de stricte séparation entre ses fonctions consultative et juridictionnelle ».