De vork waarbinnen de op te leggen geldboete zich moet situeren, moet bijgevolg van die aard zijn dat enerzijds aan de rechter voldoende marge wordt gegeven om een geldboete te kunnen opleggen in verhouding tot de ernst en de grootte van de fiscale fraude en de ontdoken belastingen en anderzijds toch voldaan wordt aan het doeltreffend en afschrikkend karakter die een minimumgeldboete moet hebben » (ibid., pp. 18-19).
La fourchette de l'amende à appliquer doit par conséquent être de nature, d'une part, à octroyer au juge une marge d'appréciation satisfaisante pour pouvoir prononcer une amende proportionnelle à la gravité et l'importance de la fraude fiscale et les taxes éludées, et, d'autre part, à conférer à l'amende minimale son indispensable caractère effectif et dissuasif » (ibid., pp. 18-19).