3.3. Het ontzeggen van de toegang tot de haven overeenkomstig de paragrafen 2.4 en 2.5 of uitwijzing overeenkomstig de paragrafen 1.1 tot en met 1.3 zijn maatregelen die alleen worden opgelegd wanneer de bevoegde ambtenaren van de verdragsluitende regering gegronde redenen hebben om aan te nemen dat het schip een onmiddellijke bedreiging vormt voor beveiliging of veiligheid van schepen of andere goederen, en er geen andere passende middelen zijn om die dreiging weg te nemen.
3.3. Le refus d'entrée au port, en vertu des paragraphes 2.4 et 2.5, ou l'expulsion du port, en vertu des paragraphes 1.1 à 1.3, ne doivent être imposés que lorsque les fonctionnaires dûment autorisés par le Gouvernement contractant ont des raisons sérieuses de penser que le navire constitue une menace immédiate pour la sûreté ou la sécurité des personnes ou des navires ou autres biens et qu'il n'existe pas d'autres moyens appropriés d'éliminer cette menace.