In de meeste betrokken lidstaten ligt de bewijslast voornamelijk bij het openbaar ministerie: de verdachte/beklaagde profiteert van het vermoeden van onschuld en heeft geen verplichting om zijn onschuld aan te tonen.
Dans la plupart des États membres concernés, la charge de la preuve incombe principalement au procureur: le suspect/défendeur bénéficie de la présomption d’innocence et n’a aucune obligation de prouver son innocence.