Het verwijzende rechtscollege vraagt of die bepaling bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 23, van de Grondwet, « door de hoedanigheid van tussenkomende partij in de procedure bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen te beperken tot de ' belanghebbende, vermeld in artikel 4.8.11, § 1, eerste lid (VCRO) ', en derhalve de belanghebbende die niet wordt vermeld in artikel 4.8.11, § 1, eerste lid VCRO, uit te sluiten [...] ».
La juridiction a quo demande si cette disposition est compatible avec les articles 10 et 11, combinés ou non avec l'article 23, de la Constitution, « en réservant la qualité de partie intervenante dans la procédure devant le Conseil pour les contestations des autorisations à ' l'intéressé visé à l'article 4.8.11, § 1 , alinéa 1 (dudit Code) ', et en excluant l'intéressé qui n'est pas visé à l'article 4.8.11, § 1 , alinéa 1 , susdit, [...] ».