Het verwijzende rechtscollege interpreteert de in het geding zijnde bepaling immers in die zin dat, op grond van zijn vaste rechtspraak, wel een tegemoetkoming kan worden gegeven wanneer het gaat om een slachtoffer dat een moreel of economisch nadeel ondervindt, maar niet wanneer het gaat om een slachtoffer dat geheel of gedeeltelijk ongeschikt is geworden om huishoudelijke taken op zich te nemen.
La juridiction a quo interprète en effet la disposition en cause en ce sens qu'en vertu de sa propre jurisprudence constante, une intervention financière peut être allouée lorsque la victime subit un préjudice moral ou économique, mais non lorsque la victime est dans l'incapacité totale ou partielle d'assumer des tâches ménagères.