Art. 7. De deuren of openingen van de infrastructuren of gebouwen bestemd voor de huisvesting van dieren worden permanent gegrendeld, uitgezonderd tijdens de verrichtingen nodig voor de zorg, de voeding, het onderhoud en het ophalen van de afval of dierlijke afval, of tijdens de invoering van een nieuw dier.
Art. 7. Les portes ou ouvertures des infrastructures ou bâtiments destinés à l'hébergement des animaux sont verrouillées en permanence, sauf pendant les opérations nécessaires aux soins, à l'alimentation, à l'entretien et à l'enlèvement des déchets et des cadavres, ou lors de l'introduction d'un nouvel animal.