Indien de moederonderneming van een kredietinstelling een kredietinstelling of een financiële holding met hoofdkantoor buiten de Gemeenschap is en er op de kredietinstelling geen toezicht op geconsolideerde basis wordt uitgeoefend overeenkomstig het bepaalde in artikel 52, verifiëren de bevoegde autoriteiten of de kredietinstelling onderworpen is aan door de bevoegde autoriteit van een derde land uitgeoefend toezicht op geconsolideerde basis dat gelijkwaardig is met dat van de in artikel 52 neergelegde beginselen.
Lorsqu'un établissement de crédit, dont l'entreprise mère est un établissement de crédit ou une compagnie financière holding qui a son siège social en dehors de la Communauté, n'est pas soumis à une surveillance consolidée en vertu de l'article 52, les autorités compétentes vérifient que ledit établissement de crédit fait l'objet, de la part d'une autorité compétente d'un pays tiers, d'une surveillance consolidée équivalente à celle gouvernée par les principes énoncés à l'article 52.