1. Het is mogelijk dat de rechthebbende na de aflevering van een monofonische toerusting, tijdens een overgangsperiode tussen enerzijds een aanpassing met een cochleair implantaat en anderzijds een aanpassing met een klassiek hoortoestel, uiteindelijk niet opteert voor een aanpassing met een cochleair implantaat, maar wel voor een aanpassing van een hoortoestel aan het nog niet-toegeruste oor.
1. Il est possible qu'après la fourniture d'un appareillage monophonique, dans une période de transition entre une adaptation avec un implant cochléaire et une adaptation avec un appareil auditif classique, le bénéficiaire n'opte finalement pas pour une adaptation avec un implant cochléaire mais bien pour une adaptation avec un appareil auditif à l'oreille non encore appareillée.