Art. 3. Een woning van het type eengezinswoning bewoond door minder dan 5 meerderjarige personen die, in de zin van artikel 1, 28, van de Code, verschillende gezinnen vormen, wordt beschouwd als een eengezinswoning in geval van verhuur waarvoor een huurovereenkomst tussen de partijen wordt opgesteld.
Art. 3. Un logement de type unifamilial occupé par moins de 5 personnes majeures constituant plusieurs ménages au sens de l'article 1, 28°, du Code, est considéré comme un logement individuel en cas de mise en location faisant l'objet d'un contrat de bail entre les parties.