Het tweede vraagstuk waarover het Hof zich dient uit te spreken, betreft de bestaanbaarheid met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, afzonderlijk en in samenhang gelezen met het recht op rechtszekerheid en met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, van de terugwerkende kracht die aan de wijziging van de wet van 3 april 1995 wordt verleend in de in het geding zijnde bepaling, in samenhang gelezen met artikel 30, § 1, van de wet van 13 februari 1998.
Le deuxième point sur lequel la Cour doit se prononcer concerne la compatibilité avec les articles 10 et 11 de la Constitution, lus isolément et combinés avec le droit à la sécurité juridique et avec l'article 6 de la Convention européenne des droits de l'homme, de l'effet rétroactif que la disposition en cause, combinée avec l'article 30, § 1, de la loi du 13 février 1998, confère à la modification de la loi du 3 avril 1995.