Art. 252. De emeriti leden van de zetel of het parket-generaal bij het Hof van Cassatie die werden aangewezen onder de wetgeving die van toepassing was vóór de inwerkingtreding van deze wet, worden geacht gezamenlijk te zijn aangewezen door de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie en de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie en kunnen zowel als assessor zitting houden in de tuchtrechtscolleges ten aanzien van de magistraten van de zetel van het Hof van Cassatie als ten aanzien van de magistraten van het openbaar ministerie bij het Hof van Cassatie van dezelfde taalrol.
Art. 252. Les membres émérites du siège ou du parquet général près la Cour de cassation qui ont été désignés sur la base de la législation en vigueur avant l'entrée en vigueur de la présente loi sont censés avoir été désignés conjointement par le premier président de la Cour de cassation et le procureur général près la Cour de cassation et peuvent siéger dans les juridictions disciplinaires comme assesseur tant à l'égard des magistrats du siège de la Cour de cassation que des magistrats du ministère public près la Cour de cassation du même rôle linguistique.