De verwijzende rechter ondervraagt het Hof over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van het voormelde artikel 418, eerste lid, in die zin geïnterpreteerd dat het toestaat dat moratoriuminteresten enkel worden toegekend bij terugbetaling van belastingen, met uitsluiting van terugbetalingen van niet verrekende bedrijfsvoorheffingen.
Le juge a quo interroge la Cour sur la compatibilité, avec les articles 10 et 11 de la Constitution, de l'article 418, alinéa 1, précité, interprété comme ne permettant d'allouer des intérêts moratoires qu'en cas de restitution d'impôts, à l'exclusion des restitutions de précomptes professionnels non imputés.