11. herhaalt zijn bezorgdheid over het toenemende unilateralisme in de buitenlandse politiek van de Verenigde Staten; benadrukt niettemin de noodzaak om binnen het transatlantische kader te komen tot een gemeenschappelijke en omvattende conceptie van veiligheid en veiligheidsrisico's; benadrukt eveneens dat een dergelijke aanpak evenwichtig moet zijn, met een gelijke inbreng van de kant van de EU en de VS;
11. rappelle son inquiétude face à l'unilatéralisme croissant de la politique étrangère des États-Unis; met cependant l'accent sur la nécessité de développer, dans le cadre transatlantique, une approche commune et globale de la sécurité ainsi que des risques pesant sur celle-ci; insiste également sur le fait qu'une telle approche doit être développée de façon équilibrée, avec une participation à part égale de l'Union européenne et des États-Unis;