Het is mogelijk dat rabiësvaccins die zijn toegediend aan gezelschapsdieren van de in deel A van bijlage I vermelde soorten voordat zij de leeftijd van drie maanden hebben bereikt, geen beschermende immuniteit bieden wegens de competitie met antilichamen van de moeder.
Il est possible que les vaccins antirabiques administrés avant l’âge de trois mois aux animaux de compagnie des espèces répertoriées à l’annexe I, partie A, n’entraînent pas d’immunité protectrice du fait de leur concurrence avec les anticorps maternels.