Die maatregel werd behouden bij de aanneming van de wet van 1 juli 2006, die verschillende wijzigingen van de regeling voor de betwisting van de
afstamming bevatte teneinde « de regels inzake betwisting van het [vermoeden van] vaderschap van de echtgenoot en betwisting van de afstamming door erkenning, nader tot elkaar te brengen », wijzigingen die als volgt zijn becommentarieerd : « De wet van 1987 heeft de meeste vormen van discriminatie tussen kinderen wat de gevolgen van de afstamming betreft, weggewerkt. Nu is het de bedoeling om
...[+++] de verschillen in behandeling weg te werken met betrekking tot het betwisten van een afstamming die niet met de werkelijkheid overeenstemt. Alle kinderen worden zo op dezelfde manier behandeld. De wet van 1987 behoudt het recht om het vaderschap van de echtgenoot te betwisten voor aan de moeder, de echtgenoot (of de vorige echtgenoot) en het kind. De erkenning kan daarentegen door iedere belanghebbende worden betwist (artikel 330). Artikel 318 van het ontwerp bepaalt dat het vermoeden van vaderschap van de echtgenoot dezelfde gevolgen heeft als de erkenning. Het nieuwe artikel 330 legt voor de betwisting van beide dezelfde voorwaarden op. In beide gevallen kan de afstamming worden betwist door de ouder ten aanzien van wie de afstamming al is vastgesteld (meestal : de moeder), door de echtgenoot (of de vorige echtgenoot), door de kandida(a)t(e) voor erkenning en door het kind » (Parl. St., Senaat, 2005-2006, nr. 3-1402/7, p. 4).Cette mesure fut maintenue lors de l'adoption de la loi du 1 juillet 2006 qui contenait plusieurs modifications du régime de la contes
tation de la filiation dans le but « de rapprocher les règles de la contestation de la [présomption de] paternité du mari et de la contestation de la filiation établie par la reconnaissance », modifications commentées comme suit : « La loi de 1987 avait supprimé la plupart des discriminations entre les enfants quant aux effets de la filiation. L'objectif est à présent de supprimer les différences de traitement à propos de la remise en cause d'une filiation non conforme à la réalité. Tous les enfants sont a
...[+++]insi mis sur le même pied. La loi de 1987 réserve le droit de contester la paternité du mari à la mère, au mari (ou à l'ancien mari) et à l'enfant. En revanche, la contestation de la reconnaissance est ouverte à tout intéressé (article 330). L'article 318 du projet indique que la présomption de paternité du mari a les mêmes effets qu'une reconnaissance. Le nouvel article 330 rend identiques les conditions de contestation de l'une et de l'autre. Dans tous les cas, la filiation pourra être contestée par celui des auteurs de l'enfant dont la filiation est déjà établie (le plus souvent : la mère), par le mari (ou le précédent mari), par le ou la candidate à la reconnaissance et par l'enfant » (Doc. parl., Sénat, 2005-2006, n° 3-1402/7, p. 4).