Art. 3. De identificatienummers die door de ingezeten
kredietinstellingen dienen gebruikt te worden om, overeenkomstig de bepalingen van de reglement B 2, in het repertorium dat zij aan het Instituut ove
rmaken de ingezeten tegenpartij op generieke wijze te identificeren bij de buitenlandse betalingen of transacties die door hun tussenkomst werden uitgevoerd, wanneer deze tegenpartij niet over een identificatienummer in het Rijksregister der Rechtspersonen of
over een BTW-nummer beschikt ...[+++], maken het voorwerp uit van de lijst opgenomen in bijlage 2.
Art. 3. Les numéros d'identification à utiliser par les établissements de crédit résidents pour identifier de manière générique, conformément aux dispositions du règlement B 2, dans le répertoire qu'ils transmettent à l'Institut, la contrepartie résidente aux paiements ou aux opérations avec l'étranger réalisées à leur intervention, lorsque celle-ci n'est pas titulaire d'un numéro d'identification dans le Registre national des personnes morales ou d'un numéro de TVA, font l'objet de la liste reprise à l'annexe 2.