Twee tegenovergestelde standpunten konden worden onderscheiden. Enerzijds zijn er lidstaten die keuzevrijheid wensen gezien de noodzaak van economische groei, en derhalve de "opt-out" vragen, anderzijds zijn er lidstaten die van oordeel zijn dat de uitbreiding tot 12 maanden van de referentieperiode voor de berekening van de wekelijkse arbeidstijd voldoende flexibiliteit biedt om een precieze termijn voor de "opt-out" te kunnen bepalen.
Deux positions extrêmes étaient identifiables. D'un côté celle des Etats membres qui demandaient la liberté de choix, soulignant la nécessité de croissance économique, et par conséquent demandaient "l'opt-out". D'un autre côté celle des Etats membres qui considéraient que l'annualisation de la période de référence pour le calcul du temps hebdomadaire de travail permet une flexibilité suffisante pour qu'on puisse prévoir un terme précis pour "l'opt-out".