3. Voor de toepassing van de leden 1 en 2 moet de aanvrager van een aantekening betreffende de taalvaardigheid aantonen dat hij of zij beschikt over taalvaardigheid op minstens operationeel niveau (niveau 4), zowel wat het gebruik van jargon als van algemeen taalgebruik betreft.
3. Aux fins des paragraphes 1 et 2, le candidat à une mention linguistique démontre, au minimum, un niveau opérationnel (niveau quatre) de compétences linguistiques, tant dans l'utilisation des expressions conventionnelles qu'en langage courant.