Een van de drie instellingen die in de praktijk actief zullen zijn op het gebied van het buitenlands beleid – de voorzitter van de Raad, de voorzitter van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger – moet geopolitieke strategische bevoegdheden toegewezen krijgen en mag zich niet alleen beperken tot de taak van het bedenken van kortetermijnoplossingen voor zich voordoende problemen. Die leiden namelijk tot buitenlands beleid dat is gebaseerd op de kleinste gemeenschappelijke deler.
Une des trois institutions qui seront, dans la pratique, actives dans le domaine de la politique étrangère – le président du Conseil, le président de la Commission et le haut-représentant – doit se voir attribuer des compétences stratégiques géopolitiques et pas seulement pour la résolution à court terme des problèmes qui apparaissent, ce qui entraînerait une politique étrangère du plus petit dénominateur commun.