Art. 5. Wanneer een dienst over een systeem van maandelijkse rapportering beschikt goedgekeurd door de Inspecteur van Financiën en deze van oordeel is, bij de controle a posteriori, dat de uitvoering van het personeelsplan ontoereikend is dan richt hij zijn opmerkingen aan de voorzitter van het directiecomité.
Art. 5. Lorsqu'un service dispose d'un système de rapportage mensuel approuvé par l'inspecteur des Finances et que celui-ci estime, lors du contrôle a posteriori, que la mise en oeuvre du plan de personnel n'est pas satisfaisante, il adresse ses observations au président du comité de direction.