In het eerste middel voeren de verzoekende partijen aan dat artikel 3 van de bestreden wet niet bestaanbaar is met de artikelen 10, 11 en 22bis van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 3 en 40 van het Verdrag inzake de rechten van het kind, doordat de verlaging tot veertien jaar van de leeftijd waarop een gemeentelijke administratieve sanctie kan worden opgelegd, op onevenredige wijze afbreuk zou doen aan de rechten van minderjarigen en het niveau van hun bescherming op substantiële wijze zou verminderen.
Dans le premier moyen, les parties requérantes font valoir que l'article 3 de la loi attaquée n'est pas compatible avec les articles 10, 11 et 22bis de la Constitution, combinés avec les articles 3 et 40 de la Convention relative aux droits de l'enfant, en ce que l'abaissement à quatorze ans de la limite d'âge à laquelle une amende administrative peut être infligée porterait une atteinte disproportionnée aux droits des mineurs et réduirait substantiellement leur niveau de protection.