De achterliggende redenering is dat een «voorlopige bewindvoering» slechts betrekking heeft op het beheer van de goederen van een beschermde persoon, en dat elke opsluiting van een persoon stuit op artikel 9.1 van het Internationaal Verdrag van 19 december 1966 betreffende de burgerrechten en de politieke rechten (goedgekeurd bij wet van 15 mei 1981) dat bepaalt dat niemand van zijn vrijheid kan worden beroofd, behalve op wettige gronden en op wettige wijze.
Le raisonnement sous-jacent est qu'une «administration provisoire» ne porte que sur la gestion des biens d'une personne protégée et que tout enfermement d'une personne est contraire à l'article 9.1 du Pacte international du 19 décembre 1966 relatif aux droits civils et politiques (approuvé par la loi du 15 mai 1981), lequel dispose que nul ne peut être privé de sa liberté, si ce n'est pour des motifs et conformément à la procédure prévus par la loi.