Wat betreft de verwijzing, in het advies van de verenigde kamers van de afdeling wetgev
ing van de Raad van State, naar het ontbreken van enige opmerking van de
afdeling wetgeving over de bevoegdheid van de federale overheid bij het ontwerp van de latere wet van 19 juli 1991, repliceert de Vlaamse Regering dat het zwijgen over een bevoegdheidsvraag bezwaarlijk met een antwoord op die vraag kan worden gelijkgesteld en dat in de wet van 19 juli 1991 hoe dan ook geen bepaling
...[+++]voorkomt met betrekking tot het gebruik van de talen wat de identiteitskaart betreft.
Pour ce qui est de la référence, faite dans l'avis des chambres réunies de la section de législation du Conseil d'Etat, à l'absence d'une observation quelconque de la section de législation concernant la compétence de l'autorité fédérale relativement au projet de ce qui allait devenir la loi du 19 juillet 1991, le Gouvernement flamand réplique que le silence autour d'une question de compétence peut difficilement être assimilé à une réponse à cette question et que la loi du 19 juillet 1991 ne contient, quoi qu'il en soit, aucune disposition relative à l'emploi des langues en ce qui concerne la carte d'identité.