Met de derde prejudiciële vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen of de in het geding zijnde bepaling de artikelen 10, 11, 13 en 191 van de Grondwet, in samenh
ang gelezen met het standstill-beginsel, schendt, doordat zij niet in een termijnverlenging voorziet voor procedures voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, terwijl personen die voor de Raad van State een administratieve beslissing aanvechten, krachtens artikel 89 van het voormelde besluit van de Regent van 23 augustus 1948 wel recht hebben op een termijnverlenging van negentig of dertig dagen, indien zij zich in een niet-Europees land, respectievel
...[+++]ijk in een Europees land dat niet aan België grenst, bevinden.Par la troisième question préjudicielle, le juge a quo souhaite savoir si la disposition en cause viole les articles 10, 11, 13 et 191 de la Constitution, combinés
avec le principe de standstill, en ce qu'elle ne prévoit pas de prolongation de délai pour les procédures devant le Conseil du Contentieux des Etrangers, alors que les personnes qui contestent une décision administrative devant le Conseil d'Etat ont effectivement droit, en vertu de l'article 89 de l'arrêté du Régent précité du 23 août 1948, à une prolongation de délai de nonante ou de trente jours si elles se trouvent soit dans un pays non européen, soit dans un pays européen
...[+++]non limitrophe de la Belgique.