Aan die vereiste wordt impliciet herinnerd in de burgerrechtelijke bepalingen van de wet die een vordering tot staking alleen mogelijk maken voor « het slachtoffer van de discriminatie » (artikelen 19, § § 1 en 3, 20 en 31, derde lid) of voor bepaalde groeperingen « wanneer afbreuk wordt gedaan aan de statutaire opdrachten die ze zich tot doel hebben gesteld » (artikel 31, tweede lid).
Cette exigence se trouve implicitement rappelée dans les dispositions civiles de la loi qui n'ouvrent l'action en cessation qu'à « la victime de la discrimination » (articles 19, §§ 1 et 3, 20 et 31, alinéa 3) ou à certains groupements « lorsqu'un préjudice est porté aux fins statutaires qu'ils se sont donné pour mission de poursuivre » (article 31, alinéa 2).